doorgeefschaak
Bij doorgeefschaak spelen twee teams van twee personen tegen elkaar op twee borden. De ene speler van een team speelt met wit tegen een tegenstander, de andere met zwart. Er wordt gespeeld met de normale schaakregels, maar er is een belangrijke toevoeging: een speler die een vijandelijk stuk slaat geeft dit aan zijn teamspeler. Zo'n geslagen stuk dat is doorgegeven mag op het bord worden ingezet in plaats van het spelen van een normale zet.
Bij dit inzetten gelden een paar bijzondere regels: een geslagen en doorgegeven stuk mag alleen worden ingezet op een onbezet veld, een pion mag niet worden ingezet op de eerste of achtste rij, en een stuk mag niet zo worden ingezet dat het schaak geeft.
Ook de gepromoveerde pionnen geven een bijzondere situatie. Als een pion promoveert mag een speler net als in gewoon schaak er een ander stuk voor kiezen. Er blijft echter een pion op het bord staan; de pion wordt niet vervangen door het gevraagde stuk! Als deze gepromoveerde pion wordt geslagen, geeft de speler die hem slaat deze door aan zijn teamspeler. Die laatste kan hem dan alleen als pion op zijn eigen bord inzetten.
Doordat er nieuwe stukken op het bord mogen worden geplaatst, en het in koppels wordt gespeeld, is het spelen van doorgeefschaak iets totaal anders dan gewoon schaak. Het spel wordt veel dynamischer, zeker ook doordat een teamspeler aan zijn medespeler om een bepaald stuk kan vragen, zodat hij dat op het gewenste veld op het bord kan inzetten.
Doorgeefschaak is afgelopen als op beide borden een beslissing is gevallen. Een uistlag van 1½-½ is dus mogelijk.