112: Herhaling van tegenstander
Toen Patrick Tjioe op 6 oktober van dit jaar bij DSC binnen kwam lopen, groetten wij elkaar uiteraard. Ik herinnerde me dat hij vroeger gespeeld had bij DSC en in het OPK van Prometheus, dit voorjaar, hadden wij een interessante partij gewisseld. Ik had in die partij de dame gegeven/verloren voor pion en twee lichte stukken plus een redelijke stelling, maar die stelling was niet zo redelijk als ik dacht. Die partij had hij gewonnen.
Even later drong het tot mij door dat hij misschien wel bij Schaakhuis speelde en mijn team was die avond ingeroosterd tegen Schaakhuis. En ja hoor, we mochten tegen elkaar en we speelden bijna dezelfde opening als vorige keer (ik deed het wel iets nauwkeuriger).
Die stelling hierboven moet dus bekend zijn, al ken ik hem niet goed. Ik had een gelijkaardige stelling dus al een keer eerder gehad, dat wist ik wel, en ook in grote trekken hoe de vorige partij verder ging. En ik stond dus voor de keuze: op b2 slaan of niet? Als je wel slaat, kun je de dame verliezen tegen wat te weinig materiaal maar het wordt een interessante stelling, als je niet slaat sta je kansloos iets minder. Wat wordt de keuze? Waar gaat Uw voorkeur naar uit?
In dit geval speelde een andere factor mee, te weten: herhaling van tegenstander. Dat is weer een wat ander fenomeen dan herhaling van zetten. De vraag is, welke rol herhaling van tegenstander speelt.
- Is herhaling van tegenstander een voordeel voor de speler die vorige keer won? Vorige keer gewonnen dus ik ben de beste, het zal ditmaal ook wel goed gaan?
- Of ligt het voordeel bij de speler die vorige keer verloor? Je speelt tegen een speler die even sterk is, dus statistisch moet een match tegen haar/hem ongeveer gelijk eindigen; bovendien: een gewaarschuwd mens telt voor twee. Kortom, deze partij gaat de gelijkmaker brengen!
Welk van deze twee is waar? Voer voor psychologen. Nu heb ik van psychologie geen kaas gegeten, maar wel van exacte wetenschappen. Voor de exacte wetenschappen geldt sinds Einstein: meten is weten.
Ik had afgelopen zomer nagezocht wat de invloed was van de uitslag van de eerste partij op de uitslag van de tweede, bij mijn eigen partijen in de externe KNSB competitie. Niet heb ik dus gekeken naar de partijen in de interne competitie, en ook niet partijen in toernooien. In die gevallen heb je overdag doorgaans hard gewerkt en jij en/of de tegenstander zijn niet helemaal fit als je s avonds speelt, en bij toernooien zit in het begin ook nog wel eens een uitzonderlijk zwakke of sterke tegenstander. Die wil ik niet in de basisset hebben.
Daarom heb ik alleen een antwoord geëxtraheerd uit mijn KNSB competitiepartijen. Bij die wedstrijden heb je vrijwel steeds een gelijkwaardige tegenstander. De tegenstanders zijn vrijwel zonder uitzondering hooguit een fractie sterker of zwakker. In zo een geheel van tegenstanders met kleine variatie moet men op den duur erop uitkomen dat je tegenstanders gemiddeld even sterk zijn als jij (whitewash). Wat ook telt: de hele zaterdagmiddag heb je niets anders te doen dan die ene partij (nu vergeet ik opzettelijk die ene keer, afgelopen jaar, dat ik mijn dochter en haar aanstaande beloofd had te trachten bijtijds thuis te zijn, maar in een partij terecht kwam van ruim 90 zetten lang die uren te lang duurde naar mijn smaak, brrrr).
Kortom, in de zomer van 2008 was ik mijn 332 KNSB competitiepartijen nagegaan (1966-67 tot 2008 ) en ik zocht de resultaten op van die gevallen waarin ik twee maal tegen dezelfde tegenstander speelde. Ik blijk 22 keer twee keer in de KNSB competitie tegen dezelfde persoon gespeeld te hebben. Daarmee hebben we een basisset van bescheiden omvang, maar de resultaten zijn betrouwbaar.
Wat ik wilde weten was:
- Blijkt uit de basisset dat je na een verlies meer kans hebt op nog eens verlies (0-0, geen korte rochade) en na winst meer kans op nog eens winst (1-1, geen gelijkspel)? Is de wet van behoud van ellende geldig?
- Of is de kans groter op de andere uitslag (0-1 resp. 1-0), ongeveer als het rad van fortuin, of overeenkomstig de slinger van de klok?
(Ook de uitslag remise heb ik meegeteld, dat geeft geen probleem).
Het resultaat was als volgt. Als ik de eerste verloor, scoorden mijn tegenstander en ik allebei ongeveer 50% in de tweede partij; en als ik de eerste won, scoorden we eveneens ongeveer 50% in de tweede partij.
Conclusie: in dit geval van vrijwel gelijkwaardige tegenstanders voorspelt de eerste uitslag voornamelijk niets. In de tweede partij heb je wederom gelijke kansen. Behoud van ellende en de rat in de voortuin hebben geen invloed, schaakklokken hebben geen slinger meer; wat geldt is: nieuwe ronde, nieuwe kansen!
Hoe het met de partij met Tjioe verder ging? Mijn schamele inzicht in deze opening heb ik aangevuld met mijn ervaringen in herhaling van tegenstander. Ik heb diep adem gehaald en opgewekt verder gespeeld. In het voorjaar had ik op b2 geslagen. Ik wist nauwkeurig wat er de eerste keer mis was gegaan. Ik sloeg weer op b2.
Het werd een interessante partij, Patrick Tjioe is een goede speler. Ik heb deze partij mogen winnen. Na mijn discutabele beslissing bespeurde ik in mijn omgeving iets van verbazing en zelfs een begin van een vleug van kritiek. Het geeft niet.